B1 - C2: Test je kennis van de Nederlandse spelling!
VÍCE INFORMACÍ O E-LEARNINGU NIZOZEMŠTINY a VZOROVÁ LEKCE Chcete-li si procvičovat nizozemskou gramatiku a stále se v ní zlepšovat, přihlaště se do našeho e-learningového programu! E-learning máme pro všechny jazykové úrovně, od začátečníků až po velmi pokročilé!
Test je kennis van de Nederlandse spelling!
Is het c of k?
1a. electronica
1b. elektronica
2a. katalysator
2b. catalysator
3a. produkt
3b. product
Is het t of th?
4a. entousiast
4b. enthousiast
5a. apoteek
5b. apotheek
6a. triatlon
6b. triathlon
Is het e of en?
7a. manenschijn
7b. maneschijn
8a. paardenstal
8b. paardestal
9a. krantenartikel
9b. kranteartikel
Trema of koppelteken?
10a. naäpen
10b. na-apen
11a. meeëten
11b. mee-eten
12a. drieëndertig
12b. drie-en-dertig
Accent of niet?
13a. paté
13b. pate
14a. ragout
14b. ragout
15a. déjà vu
15b. dejà vu
Aan elkaar vast, los of streepje?
16a. Ik denk dat ik ervan afzie.
16b. Ik denk dat ik er vanaf zie.
17a. Je moet ten minste 18 jaar oud zijn.
17b. Je moet tenminste 18 jaar oud zijn.
18a.Ten slotte verzoek ik u snel te reageren.
18b.Tenslotte verzoek ik u snel te reageren.
19a. Hij is ervan doorgegaan.
19b. Hij is ervandoor gegaan.
20a. public relations
20b. public-relations
21a. up to date
21b. up-to-date
22a. part-time.
22b. parttime.
23a. know-how
23b. knowhow
Afkortingen
24a. ca (circa)
24b. ca. (circa)
25a. jl.
25b. j.l.
26a. PS
26b. p.s.
27a. kg
27b. kg.
Allerlei
28a. Hij geeft hen de formulieren.
28b. Hij geeft hun de formulieren.
29a. een A-4’tje
29b. een A4’tje
30a. Hij is even groot als ik.
30b. Hij is even groot als mij.
31a. Omdat het regent, zijn de straten nat.
31b. Doordat het regent, zijn de straten nat.
Auto’s
32a. total loss
32b. totall loss
33a. rijexamen
33b. rij-examen
34a. reparatie
34b. reperatie
35a. cilinder
35b. cylinder
Badkamer
36a. make-up
36b. make up
37a. eau de cologne flesje
37b. eau-de-cologneflesje
38a. geiser
38b. geizer
39a. shampo
39b. shampoo
Beroepen
40a. congiërge
40b. conciërge
41a. direkteur
41b. directeur
42a. elektricien
42b. elektriciën
43a. loketist
43b. lokettist
Vergaderen
44a. compromisen
44b. compromissen
45a. irreëel
45b. irreël
46a. feedback
46b. feed-back
47a. appeleren
47b. appelleren
Spelling
1a. bespionneren
1b. bespioneren
2a. megaherz
2b. megahertz
3a. karbonaadje
3b. karbonaatje
4a. oerhollands
4b. oer-Hollands
5a. aërobics
5b. aerobics
Woordbetekenis
1. Obstipatie betekent:
a. buikloop
b. verstopping
c. stoelgang
2. Oregano betekent:
a. berggeit
b. oorsprong
c. kruiderij
3. Kasba betekent:
a. vesting
b. klaagmuur
c. heilige steen
4. Vuig betekent:
a. onrein
b. gemeen
c. slordig
5. Histologie betekent:
a. geschiedschrijving
b. wereldbeschouwing
c. weefselleer
Zoek de fout
1. De jaloerse paardenslager rijgde zijn louche concurrent botweg aan het mes.
2. Om aan de stijgende vraag naar gezelschapsspellen te voldoen maakte de speelgoedfabrikant lange uren.
3. Met een onuitputtend geduld deden de missionarissen hun werk in de polikliniek.